dinsdag 15 augustus 2017

Simmer yn Fryslân

Ook dit jaar was ik weer een 10 dagen in Poppenwier, om de zomer ten volle mee te maken. Het was net de tijd van de Sneekweek en ook het Skûtsjesîlen was weer begonnen.
Ik ben verder gegaan met het weergeven van het dorp.
Eerst maar eens het dorpsplein, dat aan de achterkant van de voormalige bakkerij ligt. De plek waar ik begin juni woonde. Dat plein is in feite een wat breder gedeelte van de Binnenbuorren. Een mooie rustige zondagochtend met grote contrasten in het licht. Zo nu en dan kwam er een fietser voorbij en toen mijn schaduwplekje verdween, werd ik op de koffie genodigd bij de vm bakkerij.
Deze tekening heb ik al diverse keren gemaakt. Dit is het gezicht op Poppenwier vanaf de Albadawei (de weg naar Jirnsum). Halverwege maakt deze weg een kromming en gaat over een bruggetje. Ik heb niet kunnen ontdekken hoe deze vaart heet en hij houdt ook gewoon midden in het land op. De enige boom langs die weg staat daar. Een mooie schaduwplek met zicht op het dorp. Op deze foto lijkt dat ver weg, maar dat is vertekening.
De vorige tekening heb ik verkocht en het schilderij dat ik daar in 2013 maakte, is in Amerika. Hoog tijd om nog eens een tekening te maken. Het scheelt wel als je een bepaalde plek al een aantal keren gemaakt hebt. Dat schetst lekker vlot weg.
Mijn volgende project, het voormalige café, moest tussen de regenbuien door getekend worden. Bovendien stond er vaak het busje van de melkmachine onderhoudsmonteur prcies op de plek waar ik het mooiste zicht had op het café. Helaas geen café meer, maar een (zeer ruim) particulier huis.
Toen het café sloot, vonden de Poppenwiersters dat er toch een dorpshuis moest komen. Dat hebben ze uiteindelijk zelf gebouwd. Daar kan de toneelvereniging terecht, maar het heeft nu ook een café en restaurant functie. In mijn geval is de Trilker (dorpshuis) wel het laatste gebouw dat ik zal tekenen, omdat ik het lelijk vind. Ik zag dat er nu een groot parkeerterrein bij gekomen is en daar voor moesten de bomen, die de boel enigszins afschermden, wijken.
Dan maar een ander (mooi) dorpsgezicht gekozen: op de plek waar ik stond, heb je aan de rechterkant het vm café en je kijkt op de andere ingang naar de Binnenbuorren toe.
Ook hier was het weer wachten tot het busje van de melkmachine onderhoudsmonteur verdwenen was.
De auto die wel een plekje in mijn tekening gekregen heeft, vertegenwoordigt de lange rij blik, dat 's avonds en in het weekend langs de Butenbuorren staat. Het zou mooier zijn als men de auto op het parkeerterrein van de Trilker zou zetten. Dat is zo groot dat ze er allemaal wel passen.
Op 9 augustus was het Skûtsjesîlen op de Sneekermeer bij Terherne. Vorig jaar was ik ook met het skûtsje De Twee Gebroeders wezen kijken. Toen ik in Terherne aankwam, regende het. Mijn eerste tekening heb ik dan ook binnen in het boothuis gemaakt. Buiten was men bezig de Twee Gebroeders vaarklaar te maken.
Toen we vertrokken, was het droog. Eerst een paar uur zeilen over de Terkaplester Pollen en daarna door de brug van Hearresyl naar de Sneekermeer om een plekje te zoeken aan de rand van het wedstrijdgebied.
We gingen voor anker, het waaide windkracht 4 à 5 en we bleven wat heen en weer schuiven. In de eerste instantie het zicht op een Lemster aak. De skûtsjes kwamen daar achter langs.
Daarna kwamen we achter de Frisian Queen te liggen, een partyschip dat vol met supporters (en sponsors waarschijnlijk) van het Akkrumse skûtsje stond. De eerste keer dat ik in Amerika was, in 1978, heb ik in St Louis de Mississippi Queen zien varen. Een stoomschip, dat met een schoepenrad zich voortbewoog over de Mississppi, de langste rivier van Amerika.
In had sterk de indruk dat het schoepenrad van de Frisian Queen werd aangedreven door een dieselmotor. Ze produceerden nog wel het geluid van een stoomfluit toen het skûtsje van Akkrum langs kwam.
Aan het eind kwamen de skûtsjes vlak achter de Frisian Queen langs en gingen dan overstag. De Sneeker Pan heeft die dag gewonnen. Voor mij was het een wedstrijd sneltekenen op een bewegende ondergrond.
De kunstenaar aan het werk. Foto: Arjen Hogen Esch