|
Er hoort nog een dode boom bij die het beeld doorkruist |
Gister ben ik naar het Hooge Kampsepad gegaan. Ik kwam daar
vroeger wel op mijn skate-tochten; er loopt een fietspad langs een meertje (veenafgraving).
Ze zijn nu bezig een moeras aan te leggen voor watervogel. Een gedeelte is al
af en er zitten volgens een langskomende mevrouw met verrekijker, veel
bijzondere soorten vogels, die daar ook broeden.
Zou ik op mijn oude dag toch nog een vogelaar worden? Ik kan
alleen die namen niet onthouden en zingende vogels kan ik niet onderscheiden.
Die mevrouw vertelde ook nog dat ik op dat moment een zingende Grote Rietzanger
(of zoiets) hoorde. Ik had wel mooi vogelgezang gehoord, maar als ik ingespannen
aan het schilderen ben, hoor ik niets meer. Dan kan ik de wereld volledig
buiten sluiten. Zo nu en dan ging ik op het krukje zitten om een sigaret te
roken (ja, ik moet er vanaf) en naar het schilderij te kijken. Dan kon ik naar
het vogelkrakeel luisteren. Gedoe van meerkoeten (met jongen) en fuuten op de
plas; dat vind ik leuk om naar te kijken. Een echte vogelaar zijn zit er niet
in: zij gaan en masse, met telelenzen, naar een hoogfluitende roodaarshopper staan
kijken. Mij gaat het meer om het gedoe; ik kan ontzettend genieten van mijn
tuinmerels en hun jongen.
Ik heb deze keer met olieverf geschilderd. Laurens Boersma had
ooit eens gezegd dat ik het eens met olieverf moest proberen, omdat mij dat
waarschijnlijk beter lag. Acryl, en zeker als het warm en zonnig is, is nogal
weerbarstig. Nu was de olieverf weerbarstig en verlangde ik naar acryl. Toen
het echt helemaal nat was en ik geen correcties kon aanbrengen zonder de boel
door elkaar te smeren, ben ik naar huis gegaan.
Vandaag heb ik het meegenomen naar het atelier. En daar is alles
veranderd! Een brede kwast, bakjes verf
en het beeld in mijn hoofd.
De foto hiernaast is het schetsje in aquarel dat ik eerst gemaakt
heb om de compositie te bepalen.
Het schilderij is nog niet af.